20 Geregistreerde trotseerloodjes

Amersfoort

De uit deze stad geregistreerde 20 exemplaren hebben voor 1850 een eigen kenmerk. Het oudste afgebeelde exemplaar, gedateerd 1680, kan vermoedelijk worden toegeschreven aan Huyg Corton en zou zijn gevonden op de toren van de Sint Joris Kerk (nr. 1). Op een iets ander model zou de datum 1669 zijn aangetroffen. Het opvallende van dit loodje is de typische zaagvorm aan de onderzijde en de twee gekruiste (pomp)stokken met rondjes.

Deze zaagvorm is met handhaving van het ontwerp door meester Corton in 1690 gewijzigd in twee gekoppelde halve cirkels (nr. 2). Een breder exemplaar met de datum 1699 is gevonden op de Boterbeurs (nr. 3). Tijdens de restauratie van dit monument zijn de gevonden gave exemplaren weer op het dak teruggeplaatst. Een voorbeeld dat navolging verdient. Een latere variant van dit ontwerp is in 1886 gebruikt op het dak van de Koppelpoort (nr. 4).

Voor de eerste helft 18de eeuw tot begin 19de eeuw is in Amersfoort door drie meesters een nieuw ontwerp toegepast (nrs. 5 t/m 8). Varianten op dit ontwerp werden gemaakt in grootte en in de illustratiekeus tussen waterpomp en leihamer.

Vermoedelijk waren meesters Arnoldus van Oonk en zijn collega’s met respectievelijk de initialen A.O., B.M. en D.M. zowel leidekker als pompmaker. De vindplaatsen zijn monumenten, zoals de O.L. Vrouwe toren, de R.K. kerk aan ’t Zand, de Koppelpoort en een pand aan de Breestraat.
Na de de 2de helft 19de eeuw zien wij helaas een breuk in de ontwerp-traditie. W. van Doornink (± 1900) heeft zijn loodje (nr. 9) in een drietal varianten gebruikt, steeds met een op zijn kop staande waterpomp. Bertus Tol heeft zijn exemplaar (nr. 10) o.a. aangebracht op de Lutherse Kerk. Loodgieter A.F. van Loon heeft met het ingeslagen jaartal 1950, o.a. bevestigd op de Boterbeurs (nr. 11).

Vermeldenswaard is dat in de stad Amersfoort de meesters Loodgieter, leidekker en pompmaker tot 1617 behoorden tot het Gilde der Timmerlieden. In dat jaar scheidden de metselaars, leidekkers en steenhouwers zich af van de timmerlieden en organiseerden zich dan in het Metselaarsgilde. In het grootboek van dit gilde is in artikel 18 vermeld dat de leidekkers voor hun meesterproef “een crimp van een huis dicht moeten maken”.

Dit stukje is overgenomen uit het boekje “Meestertekens op het dak. – trotseerloodjes”.